Slipping trough my fingers all the time
The feeling that I’m losing her forever.
And without really entering her world
I’m glad whenever I can share her laughter
That funny little girl….
In de auto klinkt de muziek van ABBA als ik onderweg ben naar het ziekenhuis voor een MRI scan.
Deze muziek zit, naast dat ene foutje, ook in m’n genen. Zonder haperingen zing ik het mee.
Niet bewust van wat ik zing, blijkt het achteraf vandaag een pakkende tekst te zijn.
Het is half tien als ik de auto in een volle parkeergarage zet. Met een tas vol met papieren en makkelijke kleding, om tijdens het onderzoek de boel goed los te kunnen gooien, loop ik in een rechte streep naar de plek waar ik moet zijn. Onderweg bedenk ik me dat het helemaal niet goed is dat ik zo makkelijk de weg weet daar. Dat geeft aan dat de route al meerdere keren is gelopen.
In de wachtkamer verschijnt op een beeldscherm een foto van het MRI apparaat en daarbij de tekst dat er, om het onderzoek te veraangenamen, een plafond is aangebracht waardoor je naar buiten kunt kijken. Mooi als je daar ruim een half uur of langer moet liggen. Licht verheugend op de afleiding die dat zal brengen realiseer ik me ineens dat ik al die tijd plat op m’n buik zal liggen dus
het enige wat dat mooie plafond zal zien, zijn mijn billen.
Beetje jammer….
Als ik m’n naam hoor roepen door de verpleegkundige sta ik op en voel ik heel even dat ik geen twintig meer ben en sinds een paar dagen een hardloopprogramma aan het volgen ben.
Na m’n MRIpakje aan gedaan te hebben wordt er een infuus in m’n arm geschoven. Op m’n sokken schuifel ik achter de verpleegkundige aan naar het futuristische apparaat wat al staat voor te warmen.
Een fluitend ritmische hartslag klinkt uit het apparaat. O ja…zo klonk het. Ik kijk naar het liggedeelte waar ik mijn lijf moet gaan parkeren. Plat op de buik en jawel de boobies in een gat.
Ben benieuwd of het nu minus vijfentwintig kilo, beter ligt. Nou laat ik het zo zeggen, waar ik de vorige keer de boobies in dat gat heb moeten proppen, zakten ze er nu in als theezakjes in een glas.
M’n armen werden naast mijn lichaam gelegd en ik werd ingesnoerd zodat het hele zakie goed op z’n plek zou blijven liggen.
Op m’n oren wordt een koptelefoon geplaatst en in mijn linkerhand een balletje gelegd. Daar kan ik in knijpen als het niet goed gaat. In m’n rechterhand zit het infuus stilletjes werkeloos te zitten.
Na een bemoedigend klopje op mn rug vertrekken beide verpleegkundigen naar andere oorden.
Daar lig ik dan met m’n theezakjes in het gat, m’n derriere gekeerd naar het mooie plafond, Qmusic in m’n oren en als een mummie in de ronde tunnel. Af en toe voel ik een klein schokje tot ik blijkbaar op de juiste positie ben aangekomen. Dan begint de herrie. Ken je het geluid dat je op een matras op een meter afstand naast een heimachine ligt? Nee?? Nou zo ongeveer klinkt het…. Daar kan geen Qmusic tegenop. Terwijl ik m’n ogen dichtdoe en me realiseer dat ik zelfs zo zou kunnen slapen stopt ineens de muziek en zegt een van de verpleegkundige in m’n oordoppen dat ze nu de contrastvloeistof toe gaan dienen. Gelijk voel ik een koud goedje door m’n aderen lopen en jawel, de herrie begint weer. Gelaten laat ik het allemaal maar gebeuren. Het voelt een stuk beter als de vorige keer. Na een poosje komen de verpleegkundigen me verlossen uit de tunnel. Met een gezicht waar naast de normale nog een paar extra vouwen zitten van het kussen waar ik op lag, slof ik weer naar de kleedkamer waar het infuus wordt verwijderd en ik me weer mag omkleden.
Zo, dat zit er weer op. Nu maar hopen dat alles goed is en dat het de laatste keer is dat ik door dat mooie maar vervelende apparaat moet, voor de grote operatie. Over een paar dagen terug voor de uitslag.
Terwijl ik de kleedkamer uitloop en door de lange gangen wandel zie ik een vrouw met een meisje van een jaar of zestien zitten. Het meisje draagt een mutsje wat je alleen op zou zetten als je geen haar hebt. Ze kijkt als een verslagen vogeltje en leunt tegen de vrouw naast haar. Gemakshalve ga ik er vanuit dat het haar moeder is. Ineens moet ik aan het liedje van ABBA denken waarmee deze blog begint. Hoe toepasselijk zijn de woorden van dat couplet. In de hal vlakbij de uitgang zie ik een jonge vrouw met een kind in een buggy. Het kind, ik kon niet zien of het een jongen of een meisje was, had ook een kaal koppie en droeg een slangetje in zijn of haar neus. Opnieuw komt de tekst van het liedje in me op. In de auto heb ik het opnieuw opgezet en heb bewust meegezongen.
Vanmorgen naar het ziekenhuis voor de uitslag.
Om acht uur in de ochtend zat ik in de wachtkamer die ik alleen maar dampend vol mensen ken. Nu zat er alleen nog een man en de rest van de stoeltjes was leeg. Al snel werd ik opgehaald en kreeg de verlossende woorden dat de MRI goed was en er geen bijzonderheden gezien waren.
Zo nuchter als ik ben en ondanks het vertrouwen dat ik weer in mijn lichaam heb, voelen die woorden als een enorme stoot extra zuurstof.
Wat hangt een mens toch aan het leven. Even denk ik aan die moeders met hun zieke kinderen.
Hoe dankbaar kun je dan zijn als je met je inmiddels volwassen dochter in een winkel staat en ze niet kan kiezen welke schoolagenda ze zal kopen.
Slipping trough my fingers all the time
I try to capture every minute
The feeling in it
Slipping through my fingers all the time
Do I really see what’s in her mind
Each time I think I’m close to knowing
She keeps on growing
Slipping trough my fingers all the time