Rozenkrans
Mevrouw van Dongen is een ongeneeslijk zieke vrouw van 80 jaar. Naast haar ziekte heeft ze veel last van depressiviteit. Haar man is een paar jaar geleden overleden. De kinderen en kleinkinderen zijn erg betrokken en komen veel op bezoek. Je kunt door haar depressiviteit heen voelen dat het een lieve moeder en oma is.
Ze heeft haar intrek genomen in het hospice, wat voor ons vrijwilligers weer een nieuwe uitdaging is. Iedereen is gemotiveerd om de juiste snaar te kunnen raken bij mevrouw van Dongen, zodat ze het toch een beetje naar haar zin kan hebben in het hospice. Maar ondanks al die goede zorg is de soep te flauw, de boontjes te hard, de mensen te druk. Ze vindt het te warm of te koud en is altijd te vroeg of te laat wakker.
Het zijn fijne momenten als je het gevoel krijgt dat je haar even kan laten glimlachen.
Op een avond vroeg mevrouw van Dongen welke dag het was. Dora, die deze avond dienst had zei: ”Het is zondag vandaag.”. Dora hoorde een diepe zucht naast haar aan de tafel in de woonkamer. Mevrouw van Dongen zei: ”Oh, oh…, wéér vergeten!” Dora vroeg wat ze vergeten was. Mevrouw zei heel teleurgesteld: “ Ik ben wéér vergeten om naar de kerk te gaan!” Dora probeerde haar gerust te stellen en zei haar dat Onze-Lieve-Heer haar dat zou vergeven omdat ze niet meer zo goed ter been was.
Steeds meer dingen kwamen naar boven waardoor mevrouw zich steeds schuldiger ging voelen.
Dora, welke net als mevrouw van Dongen van katholieke afkomst was, vertelde dat er een rozenkrans in het hospice aanwezig was. Mevrouw zei meteen: “Oh, maar ik heb er ook één, die ligt in mijn nachtkastje.” Dora stelde voor hem te pakken en samen met haar te bidden. In de hoop dat mevrouw dan wat kon ontspannen. Maar ze zei: “Ach, ik kan vast mijn gedachten er niet bij houden.” Toch ging Dora de rozenkrans halen en bad een “Weesgegroetje”. Als je de hele rozenkrans wilt bidden zijn dat vijftig Weesgegroetjes en vijf keer het Onze vader. Maar om dat allemaal te doorlopen moest je het wel héél erg bont gemaakt hebben.
Dora vroeg of ze nog een “Weesgegroetje” zou bidden.
“Nou, doe er nog maar een páár”, zei mevrouw met een paar ondeugende ogen, alsof er nogal wat recht te zetten was…