Ik trek 'gewoon' de hospice jas weer aan
Ruim elf jaar geleden had ik een positief en prettig gesprek met de coördinator van het nieuw te bouwen hospice in Nieuwerkerk aan den IJssel. Het zou nog maanden duren voor het daadwerkelijk zou gaan draaien. In de tussenliggende tijd zouden de vrijwilligers geschoold en getraind worden.
Met veel zin keek ik er naar uit. Helaas kwam ik er in de dezelfde periode achter dat ik ziek was. Nog maar achtendertig jaar, maar ten prooi gevallen van het borstkanker-monster.
Voorlopig dus geen hospice, maar eerst zelf door allerlei chemische trajecten. Eigenlijk best wel cynisch. Ik was in de race om mensen te begeleiden in hun laatste levensfase. Mensen die voor negennegentig procent prooi zijn geworden van het kanker-monster en deze niet zullen kunnen gaan verslaan. Maar eerst moet ik zelf dat monster nog zien te verslaan.
Na een half jaar ziek, zwak en misselijk kon ik drie dagen na m’n laatste bestraling, met een heel kort koppie, mijn eerste dienst meelopen in het hospice. Wat had ik daar naar toe gewerkt.
Ruim zeven jaar heb ik gemiddeld twee keer per week een dienst gedraaid. Heerlijk vond ik het.
De rust bij het binnenkomen in het huis. Even niet de hectiek van het dagelijks leven. Al was m’n dag nog zo druk geweest, zodra ik het hospice binnenstapte viel alle onrust en vermoeidheid van me af.
Na ruim zeven jaar kreeg ik het idee dat ik er afstand van moest gaan nemen. Het gevoel van ‘gewoonte’ nam de overhand. Natuurlijk weet je dat iedereen die in het hospice verblijft daar komt om te sterven. Het is belangrijk om dat altijd voor ogen te houden en jezelf te beschermen voor het verdriet wat daarmee gepaard gaat.
Maar als je het ‘gewoon’ gaat vinden dat je iemand naar zijn of haar einde begeleid, is het tijd om terug te treden.
Het is natuurlijk helemaal niet ‘gewoon’ dat je als onbekende bij iemands sterven mag zijn. Omdat dit gevoel er even niet meer was heb ik het hospice ‘gedag’ gezegd.
Na een aantal jaren begon het toch een beetje te borrelen om deze mooie taak weer op te gaan pakken.
De periode dat ik me dat echt realiseerde was tijdens een triest moment op mijn werk.
Samen met een collega moest ik aan jonge ouders vertellen dat hun jonge puberdochter zojuist was omgekomen bij een aanrijding met een trein. Wat een intens moment was dat. Diep, diep verdrietige ouders die op zo’n moment de wanhoop nabij waren. Ongelooflijk dat je zoiets, als ouder, moet gaan dragen de rest van je leven. Dit soort boodschappen over brengen zal nooit ‘gewoon’ worden.
Na een heftige gebeurtenis komen de betrokken collega’s altijd bij elkaar om de situatie door te spreken en zo naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. Daar besefte ik ineens dat, hoe ontzettend verdrietig ook, ik dankbaar was dat ik juist op dat moment bij de ouders van dat meisje mocht zijn. Het besef dat de dood van een mens, ongeacht leeftijd en omstandigheden, nooit iets ‘gewoons’ mag zijn heeft me doen besluiten om mijn hospicejas weer aan te gaan trekken.
In Waddinxveen wordt een nieuw hospice gebouwd. De eerste paal gaat volgende maand de grond in en dan zal het driekwart jaar later zover zijn dat het echt gaat draaien.
Voor die tijd staat het traject van scholing en trainingen weer op het programma. Net als elf jaar geleden heb ik afgelopen week een positief en prettig gesprek gehad met de coördinator van dit hospice. Het is wel dubbel, want ook dit keer zal ik voor de aanvang eerst nog een medisch traject moeten doorlopen.
Terug en vooruitkijkend met mijn positieve blik gaat het ook deze keer goedkomen.
Ik heb er ‘gewoon’ weer zin in.
www.hospicewaddinxveen.nl