Het boerendorp
Ik neem jullie mee op een trekker door een boerendorp met weilanden vol koeien. Waar nog kletswijven wonen die de dorpsroddels in gang houden. Waar het boerenbond op tafel staat en waar nog menig boerenl*l woont.
In dit boerendorp is op een doordeweekse avond een gezellig samenzijn van klompendans club “de lammetjes”. Op zo’n avond zijn de meeste boerderijen leeg en zit de feesttent dichtgeplakt met krantenpapier. Wat er achter dat krantenpapier gebeurd kunnen wij als buitenstaanders alleen maar verzinnen. Mogelijk zoekt daar een boer een vrouw. Misschien is dat wel wat voor een tv programma!
Terwijl de melkbus langs de kant vd weg staat om opgehaald te worden en vol zit met grondstoffen voor de echte boerenkaas, zien we dat een paar stieren achter een boerendochter aan rennen die in haar achtervolging door de weilanden gaat fierljeppen over de slootjes.
Ze kon nog net ontsnappen aan bromsnor die op een varken voorbij reed en haar niet kon bijhouden. Toen ze eenmaal aangekomen was bij de grote hooibergen stond haar boerenknul al op haar te wachten. Samen verdwenen ze over een landweg ver van de mesthoop, de gierput en het bedrijf waar gehandeld wordt in stierensperma.
Deze ochtend waren de weilanden gevuld met springende koeien op de 1e lentedag. Vandaag ligt ook de graskaas in de winkel en klinken de stierenballen als belletjes in de wijde omgeving.
Twaalf jaar lang speelde de art. 12 procedure dus was er nooit ergens geld voor.
Dat hebben ze in dit boerendorp opgelost door het eten van koeientiet, de wasdroger uit te laten en het ondergoed buiten aan de waslijn gehangen. Geen verspilde stroom, dus ook geen verkeerslichten en met goed gevulde graansilo’s zijn ze de magere jaren door gekomen.
In het voorjaar, als het gras twee kontjes hoog is, zijn er schuurfeesten en oogstfeesten waar iedereen van geniet.
Het is nog iets te vroeg voor hooimijt, maar er worden volop baby’s geboren, of zoals ze hier zeggen: “uit de klei getrokken”.
In de lente speelt ook de hooikoorts op en met natte neuzen en rode ogen wordt er begonnen met de hooibouw door het maken van hooistapels.
Een jaarlijks terugkerende traditie is het kievitseieren zoeken door de vereniging van plattelandsvrouwen. Na afloop genieten ze dan van een glaasje verse biest terwijl ze tegen de hooivork aan leunen. En dan is het maar te hopen voor de dames dat ze gespaard blijven van tongblaar en rotkreupel.
De meeste boeren maken tegenwoordig hun eigen producten en hebben dan ook een boerderijwinkel onder hun rieten dak.
Ze verkopen van alles. Boter, kaas, ijs en echte boeren-cadeauartikelen zoals een pakketje voor doe het zelf kunstmatige inseminatie, opgeleukt met een echte jager onderbroek in combinatie met een crèmetje tegen mond en klauwzeer.
Terwijl we verder rijden vertel ik jullie dat er in een dergelijk boerendorp ook echt wel gevaren zijn.
Als het ’s avonds donker is en er alleen hier en daar een straatpaal brandt, is het schrikdraad niet te zien. Het geeft dan ook een knetterend effect als je in de buurt gaat slootje springen.
En wat te denken van de volle varkensstallen waar je zomaar ineens de dorpsgek tegen zou kunnen komen omdat hij daar zo graag vertoefd.
In dit boerendorp zijn ze ook gek op brommers kieken en de zwarte cross. Ook hebben ze graag een stevig bord boerenkool, scharreleieren, boerenmetworst en een goede boerenbef nadat men aan de rol is geweest.
De bewoners van dit dorp hebben vaak rijen Biggles op deboekenplanken staan.
We stoppen even bij de plaatselijke kroeg voor een versnapering.
Daar zien we de beddenpissers, samen met de veldwachter een glas boerenjongens nuttigen.
Daar ontstaan stoere verhalen uit de bedstee en de onnozele ideeën zoals een autocross in het kippenhok. In de kroeg staat steevast de muziek aan met het nummer: “Guus kom naar huus want de koeien staan op springen, de varkens motte vreten en het hooi moet van het land…”
Na het glaasje gaan de boeren weer naar huis en verdwijnen de hooizolder op om te heuken op de sound van Normaal en alle boeren jongens en boerenmeisjes heuken mee.
Dit dorp staat bekend om zijn schuurvondsten. Zo komt er soms onder het stro en de kippenveren een ware oldtimer tevoorschijn.
Rijke stadse mensen komen dan naar het dorp in hun zondagse pak om als die dingen uit te kopen of ze te onteigenen. Maar het volk van de zwarte kousen en het boerenblond op klompen is niet meer zo naïef als vroeger en weten intussen hun prijzen te vragen.
Naast art. 12 hebben ze hier ook te maken met het melk-quotum en mestoverschot. Op de pramen worden de vleeskoeien en melkkoeien van het ene weiland naar het andere verscheept. Dat levert mooie oer-Hollandse plaatjes op.
Op deze warme en prachtige dag zien we de kinderen lekker spelen in het weiland tussen de koeienvlaaien. Moet de boer waken voor hooibroei en is de boerin druk bezig met het inmaken van vers geplukt fruit en het melkkarnen.
In tegenstelling tot de stad heerst hier nog rust en ruimte. In dit dorp is burenhulp nog heel normaal, kennen mensen elkaar en is de natuur dichtbij.
Dat is het boerenfatsoen waar stadse mensen misschien nog wel iets van kunnen leren en zien dat de boeren echt niet meer zo kleinburgerlijk zijn als vroeger. Weinig terpwoningen meer in dit dorp waar men elkaar in positieve zin nog in de gaten houdt en er dus een grote sociale controle is.
In de afgelopen jaren zijn er heel wat tv-series geweest waar men graag naar keek. B.v. over Bartje die als slogan had: “ik bid niet voor brune bonen”.
Het boerenleven is mij niet geheel onbekend. Als kind ging ik bijna elke zaterdagmiddag naar Waddinxveen waar mijn oma woonde. Naast haar woonde een oom en tante met veel neefjes en nichtjes in een boerderij. Er was altijd wel iets te doen of te spelen. Slootje springen deed ik niet aan mee omdat ik al eens de onderkant van het kroos op de sloot langdurig had bekeken. Dus heel voorzichtig over een enge slootplank het weiland in waar ik met een schattig wit rokje ( domme keuze natuurlijk) vol in een koeienvlaai viel.
De stank van inmaakgras of kuilgras kan ik me nog wel voor de geest halen.
Het dorp waarin ik nu woon heeft ook nog wel wat boereneigenschappen. Vlakbij zit een paardenhandelaar die de nodige geuren verspreidt. Maar een echt boerendorp is het niet meer. We hebben inmiddels meer dan twee kerken en een kroeg. Maar ongetwijfeld loopt er nog wel ergens een opa die pruimt. Vast en zeker dat er nog steeds wel een boerendochter met de boerenknecht in de hooiberg kruipt en hun witgeschuurde klompen onderaan het laddertje laten staan.
Zo blijft er letterlijk en figuurlijk jong leven in de sloten.
De rit door het boerendorp is voorbij, de trekker gaat terug in de schuur.