De laatste zorg

19-04-2018 18:09

‘Oké, dan bel ik u later even terug. Fijne dag!’ ik leg de hoorn van de vaste telefoon neer en maak een terugbel notitie. In het systeem leg ik vast dat deze getuige later gehoord zal gaan worden.
Ineens vult het verhoorkamertje zich met de klanken van Beethovens 9th. De deunen komen uit m’n privé telefoon. Ik neem op en hoor de naam van een van de coördinatoren van het hospice. Ze verteld dat een van de gasten zojuist is overleden en vraagt me of ik in de gelegenheid ben om de laatste zorg te geven. In een ijzingwekkend tempo gaat mijn brein tekeer en probeert alles in mogelijkheid vakjes te duwen. Een beetje grappend zeg ik haar dat ik dat wel wil doen maar dat ik dan wel in mijn uniform kom. Ze moest lachen en zei dat ze het ging vragen aan de familie. Korte tijd later belt ze terug dat de familie het eigenlijk wel een soort van bijzonder vind. Ik beloof haar er zo aan te komen.
 Met m’n naaste collega’s had ik in de tussentijd afgesproken dat ik een paar uurtjes weg zou gaan en daarna naar een andere locatie mijn werk in de middag weer zou oppakken.

Gelukkig had ik nog een fleecevest bij me en zo betrad ik met m’n hoge kisten aan m’n voeten, een lompe politiebroek gehuld in een donkerblauw fleecevest nog enigszins onder koffer (under cover), het hospice.
De combinatie fleecevest en een buitentemperatuur van zo’n 25 graden was niet zo’n beste samenstelling. Een beetje schoorvoetend ging ik de kamer binnen waar de familie bij de overleden gast was. De huisarts, welke net klaar was met de schouw, keek wat vreemd op toen ik daar in de kamer verscheen en vroeg of er een misdrijf was gepleegd. Gelukkig krulden zijn mondhoeken omhoog toen er uitgelegd werd dat hospicevrijwilligers uit alle hoeken van de samenleving komen.
Na de familie gecondoleerd te hebben en iedereen weg was zijn de dochter en ik begonnen. Als eerste heb ik mijn fleecevest uitgedaan.  Toen we zo samen waren kwamen de fijne momenten uit het leven van Riet naar boven.   Ondanks dat het niet haar biologische moeder was ging alles met veel liefde en dankbaarheid gepaard.

Wat hebben mensen vroeger toch veel moeten missen. Je mocht een overledene niet aanraken want daar zou je allerlei ziektes van kunnen krijgen. Niet in alles maar in dit geval heeft de tijd een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Het was fijn om samen de laatste zorg te mogen geven en haar nog even te wassen, haar haren te kammen en voor de allerlaatste keer mooi aan te kleden. Daar stond ik dan in mijn opvallende pak, aan de rand van een bed met daarin een ‘mens van voorbij’. Ze zou het hilarisch gevonden hebben.

Vanmorgen ben ik opgestaan met de gedachte dat ik een volledige werkdag ‘in het blauw’ zou hebben. Een dag vol verhalen van mensen die ruzie hebben om niets, boos zijn op de wereld of slachtoffer zijn geworden van een misdrijf.
Inmiddels is de avond gevallen en besef ik me maar al te goed wat een prachtig goud randje deze dag voor mij heeft gekregen.
Hoe dankbaar kun je als mens zijn dat je zomaar even uit het gewone geplande leven wordt getild en neergezet op een plek waar een leven is geëindigd. Een plek waar natuurlijk verdriet is omdat ze gemist gaat worden. Maar zeker ook dankbaar dat haar taak erop zit.
Dankbaar dat ik getuige mocht zijn van het moment dat Riet na de verzorging een houten kruisje in haar handen kreeg. Dat kruisje was van haar overleden echtgenoot. Na zijn overlijden heeft dat een jaar lang ‘ter herinnering’ inde kerk gehangen en nu……nu mag zij het meenemen.

 


Maak een gratis website Webnode